Nestelplaatsen

Bijen hebben een nestelruimte nodig om hun larven in op te laten groeien. Ze voorzien dit nest van stuifmeel en leggen er hun eieren in. Afhankelijk van de bijensoort worden zeer uiteenlopende ruimten als nest ingericht. Veel soorten graven zelf een gangetje in de bodem, andere nestelen in holle ruimten bovengronds, zoals holle stengels en muurspleten. Er zijn ook bijen die dit allemaal te veel moeite vinden: koekoeksbijen. Zij laten andere bijen het werk opknappen en profiteren daarvan.

Bodemnesten

Veel bijen, zoals deze pluimvoetbij, graven zelf een nest in de grond. De ingang is vaak te herkennen aan het hoopje grond er omheen. Bij bijen (en ook bij graafwespen) is deze grond meestal enigszins 'klonterig', een verschil met de meer fijnkorrelige hoopjes die de ingangen van mierennesten markeren. Foto Pieter van Breugel. 

Van de circa 360 Nederlandse bijensoorten nestelen er zo'n 250 in de grond. De vrouwtjesbijen graven deze nesten meestal zelf (behalve in het geval van koekoeksbijen). Nadat het nest is afgesloten en het hoopje grond is verdwenen, is er van een bijennest in de bodem van buiten vaak niets meer te zien. Toch kunnen er op geschikte plekken tientallen of zelfs honderden nesten bijeen in de grond zitten. 

Dwarsdoorsnede van een nest van de pluimvoetbij. De nestgang kan zo'n 30 cm lang zijn en 16 cm onder de grond zitten. Aan het einde van de gang is een met bodemmateriaal afgesloten nestcel, met daarin een klompje stuifmeel waarop een ei is gelegd. Tekening: Anne Jan Loonstra. 

Hout- en stengelnesten

Er zijn ook veel bijensoorten die nestelen in dood hout en holle plantenstengels. Deze tuinbladsnijder is daar één van. Deze soort hoort bij de behangersbijen, die hun nest bekleden met stukjes blad. Foto Pieter van Breugel.

Ongeveer 60 Nederlandse bijensoorten maken hun nesten in dood hout of holle stengels. In dode boomstammen en takken worden vaak door keverlarven gangen uitgeknaagd, die vervolgens door bijen benut worden als nestelplaats. Ook afgestorven takken en stengels van bijvoorbeeld braam, vlier en riet zijn goede nestelplaatsen, omdat er zacht merg in zit dat de bijen er makkelijk uit kunnen knagen. Behangersbijen, metselbijen en maskerbijen zijn bekende bewoners van zulke nesten. 


Dwarsdoorsnede van een nest van een geelgespoorde houtmetselbij in een braamstengel. Er zijn drie nestcellen zichtbaar met klompen (oranje) stuifmeel er in. Rechts is een klein larfje te zien en in het midden een grote larve die al veel stuifmeel heeft gegeten. Links is een volwassen vrouwtje bezig met het bevoorraden van een volgende nestcel; op haar buik is vers aangevoerd stuifmeel te zien. Klik op foto voor vergroting. Foto Pieter van Breugel.

Overige nesten

De gouden slakkenhuisbij is één van de drie Nederlandse bijensoorten die zijn nest uitsluitend bouwt in lege slakkenhuisjes. Om het nest te camoufleren brengt het vrouwtje gekauwd plantenmateriaal aan op het slakkenhuis. Foto Pieter van Breugel.

Niet alle bijen laten zich makkelijk in de hokjes 'bodemnestelaar' of 'hout- en stengelnestelaar' stoppen. Enkele bijensoorten kiezen bijzondere plekken uit om te nestelen, zoals lege slakkenhuisjes (zie bovenstaande foto). De kleine harsbij bouwt een soort omgekeerde flesjes van een mengsel van hars en plantenvezels, geplakt aan de schors van een boom. Grote wolbijen bouwen wollige nesten in muurspleten en andere holten. Sommige hommels nestelen in lege muizenholen of boomholten, terwijl andere hommels hun nest onder moskussentjes bouwen. 

Deze omgekeerde flesjes op een houten weipaaltje zijn hier door een kleine harsbij opgeplakt. Het zijn nestcellen. Foto Pieter van Breugel.

Meer lezen over nestelgewoonten van bijen

Lees meer over nestplaatsen en nestbouw van bijen in:

Het bijenleven (door Theo Peeters & Hans Nieuwenhuijsen, hoofdstuk 3 in De Nederlandse bijen)

Diverse hoofdstukken in Gasten van bijenhotels (door Pieter van Breugel)