EasyDnn News

1 bijenkast versus 110.000 wilde bijen

1 bijenkast versus 110.000 wilde bijen

23 mei 2016. - Honingbijen en wilde bijen gebruiken voor een belangrijk deel dezelfde voedselbronnen. Hier is dus sprake van voedselcompetitie, die nadelige gevolgen kan hebben voor het voortplantingssucces van wilde bijen. Over deze gevolgen is echter nog veel onduidelijk. In een zojuist gepubliceerd onderzoek is voor het eerst gekwantificeerd welk effect een honingbijenkolonie heeft op de beschikbaarheid van stuifmeel voor wilde bijen. 

Voor hun berekeningen stelden de onderzoekers eerst vast hoeveel stuifmeel een honingbijenkolonie verzamelt. Ook bepaalden zij de benodigde hoeveelheid stuifmeel die een 'gemiddelde' (Noord-Amerikaanse) wilde bij nodig heeft om één nakomeling te produceren. Als gemiddelde wilde bij kozen zij de luzernebehangersbij (Megachile rotundata), omdat deze soort in lichaamsgrootte het gemiddelde van de Noord-Amerikaanse bijensoorten benaderd. 

Eén kolonie honingbijen bleek gedurende de zomermaanden ongeveer 10 kilogram stuifmeel te verzamelen. Een gemiddelde wilde bij heeft 90 mg stuifmeel nodig per nakomeling. Van het stuifmeel dat één kolonie honingbijen verzamelt, zouden dus 110.000 larven van wilde bijen gevoed kunnen worden. De onderzoekers realiseren zich dat deze extrapolatie niet zonder meer te maken is, maar merken wel op dat vooral de beschikbaarheid van voedsel limiterend is in het voorkomen van wilde bijen in een landschap. Dat er zulke grote hoeveelheden voedsel verzameld worden door de honingbij heeft dus zeer waarschijnlijk wel degelijk negatieve gevolgen voor de plaatselijke wilde bijen. In de discussie van het artikel wordt dit vermoeden aannemelijk gemaakt met verschillende eerdere onderzoeksgegevens.

De onderzoekers wijzen op de gevaren van verhoogde concentraties van honingbijen voor wilde bijenpopulaties. Vooral gespecialiseerde bijen die niet op andere bloemen kunnen overschakelen zijn kwetsbaar, evenals hommels en andere sociale bijen. Honingbijen zijn in sommige delen van Noord-Amerika, waar door de grootschalige landbouw weinig wilde bijen voorkomen, onmisbaar voor de bestuiving van gewassen. Buiten de bloeitijd van deze gewassen worden de bijenkasten verplaatst naar gebieden waar wel veel wilde bijen voorkomen. Daar zorgen ze dus voor een probleem.

In Nederland lijken honingbijen van minder groot belang voor de landbouw dan bepaalde in delen van Noord-Amerika en misschien kan hun functie zelfs geheel door wilde bijen verzorgd worden (zie recente Nederlandse studies naar appel/blauwe bes en peer/aardbei). In natuurgebieden en stedelijke groen kan een vermeend 'bestuivingstekort' geen argument zijn om het plaatsen van honingbijenkasten te stimuleren. Het is daar zinvoller om te zorgen voor meer bloemen en nestelgelegenheid voor wilde bijen en terughoudend te zijn met bijenkasten (zie hier voor algemene richtlijnen).

Vind hier het onderzoeksartikel in het tijdschrift Conservation Letters.

Lees hier een samenvatting van andere onderzoeksresultaten over concurrentie tussen honingbijen en wilde bijen.

Vind hier enkele adviezen over plaatsingsbeleid m.b.t. bijenkasten.

Vorig artikel Wilde bestuivers goed voor €15 miljoen aan peren en aardbeien
Volgend artikel Vierbandgroefbij na 63 jaar herontdekt in België