In natuurgebieden

Belang van wilde bestuivers in natuurgebieden

Veel planten afhankelijk van insecten

Ongeveer 80% van de Nederlandse plantensoorten wordt door insecten bestoven (Kwak 2012, Okkerton et al. 2011). Zonder insecten zou de flora dus waarschijnlijk snel verarmen. Een indirect bewijs voor deze bewering is te vinden in Clough et al. (2014), die op 239 Europese graslanden onderzochten hoe de oppervlakte van landbouwgebieden in de omgeving invloed heeft op de aanwezigheid van insectbestoven planten in de graslanden. Hieruit bleek dat deze planten, die voor hun bestuiving van insecten afhankelijk zijn, meer voorkomen in een grasland naarmate er minder landbouwgrond in de omgeving is. In de analyse is rekening gehouden met andere effecten van de aanwezigheid van landbouwgebieden. De rijkdom aan bestuivers in een natuurlijk grasland hangt dus af van de aanwezigheid van natuurlijke habitat in de omgeving, en heeft een positieve invloed op de rijkdom van de vegetatie in het grasland. Hoffmann & Kwak (2008) wijzen in dit verband op de grotere veerkracht die een ecosysteem met veel verschillende bestuivers heeft: insectenpopulaties kunnen sterk fluctueren van jaar tot jaar en verschillende soorten moeten elkaar wanneer nodig kunnen 'vervangen'.

 

Het belang van het omringende landschap voor de bestuiving van natuurlijke vegetaties blijkt ook uit Belgisch onderzoek naar populaties van wateraardbei. Somme et al. (2014) onderzochten het  bloembezoek en de zaadproductie van deze waterplant op 14 groeiplaatsen in verschillende landschappelijke context. De bloemen werden vooral bezocht door hommels en solitaire wilde bijen. Zowel bloembezoek als zaadproductie bleken groter te zijn op groeiplaatsen met veel bosranden in de nabijheid, vermoedelijk doordat de bijen hier meer nestelplaatsen kunnen vinden.  De onderzoekers concluderen dat het voor behoud en beheer van 'natte  vegetaties' belangrijk is om te streven naar een kleinschalige mozaïek van biotopen in de omgeving.

 

Kieskeurige bijen belangrijk voor bestuiving

Sommige bijensoorten bezoeken een groot aantal verschillende bloemen voor het verzamelen van stuifmeel. Veel bijensoorten hebben echter duidelijke voorkeuren voor bepaalde plantenfamilies of bepaalde plantensoorten (zie Bijen en bloemen).  Men zou kunnen verwachten dat de bijen zonder sterke voorkeuren belangrijker zijn voor wilde vegetaties, omdat zij veel verschillende plantensoorten kunnen bestuiven. Voor veel plantensoorten is dit echter niet zo en blijken juist de kieskeurige bijen voor de meeste bestuiving te zorgen.

 

    Slobkousbijen verzamelen uitsluitend stuifmeel van de bloemen van wederik. Dit is een mannetje van de gewone slobkousbij. Foto Pieter van Breugel.

 

Onderstaande figuur laat zien hoe het bloembezoek op drie verschillende planten verdeeld is over verschillende insecten. Op de onderzochte grasklokjes komt het grootste deel van het bloembezoek voor rekening van de klokjesdikpoot. Op grote wederik bezoekt vooral de gewone slobkousbij de bloemen. Op valeriaan zijn het vooral zweefvliegen die de bloemen bezoeken. De klokjesdikpoot en de gewone slobkousbij zijn zeer kieskeurige bijensoorten, die uitsluitend op respectievelijk klokjes en wederik stuifmeel verzamelen.

 

  

Bloembezoek door verschillende insecten op drie verschillende planten, uitgedrukt in aantal individuen en aantal bloembezoeken. Bron: Hoffmann (2005) en Kwak 2012.

Klik op figuur voor vergroting.

 

Voor sommige planten nemen specialistische bijen dus een belangrijk deel van het bloembezoek voor hun rekening. Maar betekent dit automatisch dat dit ook de belangrijkste bestuivers zijn? Deze vraag probeerde Kwak (2012) te beantwoorden met onderzoek naar de bestuivers van duifkruid. Zij observeerde op verschillende plaatsen in Nederland en Frankrijk de bloembezoekers op deze plant (een in Nederland zeldame en bedreigde soort). Hierbij waren de bloemhoofdjes afgedekt tot de observatie begon en werden direct nadat de insect de bloem verliet de aantallen stuifmeelkorrels op de stempels geteld. Zo wisten de onderzoekers van elke bloembezoeker precies hoeveel stuifmeel deze op de bloem achterliet. Ook onderzochten zij van welke planten het stuifmeel dat de bloembezoekers bij zich droegen afkomstig was. Zo konden ze een maat bepalen voor de effectiviteit van de bestuiving door de verschillende bloembezoekers. De meest effectieve bestuiver van duifkruid bleek de (niet in Nederland voorkomende) pluimvoetbij Dasypoda argentata te zijn, een zeer kieskeurige bij die uitsluitend stuifmeel van duifkruid verzamelt. In dit geval is de meest gespecialiseerde bloembezoeker dus de beste bestuiver. Kwak (2012) citeert nog ander onderzoek met vergelijkbare resultaten.

 

Een grotere diversiteit (soortenrijkdom) aan bestuivers zorgt dus voor betere, completere bestuiving van bloemen. Dit betekent dat planten in natuurlijke vegetaties gebaat zijn bij een grote diversiteit aan bestuivende insecten. Beheer dat gericht is op vergroting van de bestuiversdiversiteit draagt dus bij aan instandhouding van de plantenrijkdom.